Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
19 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2018. Eiser is vertegenwoordigd door advocaat mr. B.I. Kraaipoel. Verweerster, [verweerster] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), wat betekent dat er geen verdere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerster zijn begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 19 juli 2019 en openbaar uitgesproken door de vicepresident E.J. Numann.