Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
29 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een poging tot zware mishandeling die plaatsvond op 3 juli 2016 in Helmond. De verdachte, geboren in 1971, heeft tijdens een ruzie in een café een glas met kracht naar het gezicht van de eigenaar van het café gegooid. De eigenaar, [betrokkene 1], deed aangifte van mishandeling. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 30 januari 2018 geoordeeld dat de verdachte opzettelijk handelde en dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat hij zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen aan de eigenaar. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de verdachte verworpen op 29 januari 2019. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde dat de verdachte op korte afstand en met kracht een stevig glas in het gezicht van de eigenaar heeft gegooid, wat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat het beroep moest worden verworpen, wat de Hoge Raad heeft gedaan.