Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
3.Beoordeling van het derde middel
4.Beslissing
29 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde is. De betrokkene, geboren in Turkije in 1975, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat A.A. Franken. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, behalve het derde middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Hierdoor heeft de Hoge Raad besloten de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting te verminderen van € 780.670,- naar € 775.670,-. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan op 29 januari 2019.