Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Beslissing
29 januari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juli 2017, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in Turkije in 1976, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J.W. Heemskerk. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, in de cassatiefase is overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde betalingsverplichting van € 780.670,- moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar enkel in relatie tot de hoogte van de betalingsverplichting, en het te betalen bedrag vastgesteld op € 775.670,-. Het beroep is voor het overige verworpen.