ECLI:NL:HR:2019:1170

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
18/01570
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overheidsaansprakelijkheid en identiteitsfraude in het kader van immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Stichting Centrale Administratie voor Voorzieningen op het Gebied van de Gezondheids- en Welzijnszorg, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van een eiser, cassatie ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De Hoge Raad heeft op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op overheidsaansprakelijkheid en identiteitsfraude, met specifieke aandacht voor de vergoeding van immateriële schade op basis van artikel 6:106 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.

De zaak is voortgekomen uit eerdere rechtsprocedures, waaronder een vonnis van de rechtbank Den Haag en een arrest van het gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de bewindvoerder veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.907,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak, waarbij de andere rechters ook aanwezig waren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/01570
Datum12 juli 2019
ARREST
In de zaak van
STICHTING CENTRALE ADMINISTRATIE VOOR VOORZIENINGEN OP HET GEBIED VAN DE GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [eiser],
gevestigd te Zoetermeer,
EISERES tot cassatie,
hierna: de bewindvoerder,
advocaat: mr. Y.E.J. Geradts,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaten: mr. G.C. Nieuwland en mr. M.H.K. Jansen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/09/486531 / HA ZA 15-445 van de rechtbank Den Haag van 20 april 2016;
het arrest in de zaak 200.192.862/01 van het gerechtshof Den Haag van 16 januari 2018.
De bewindvoerder heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Staat toegelicht door zijn advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de bewindvoerder heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de bewindvoerder in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 2.707,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de bewindvoerder deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 juli 2019.