ECLI:NL:HR:2019:1169

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
18/02230
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over uitleg samenlevingsovereenkomst en onderhoudsplicht in erfrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de eisers tegen de arresten van het gerechtshof. De zaak betreft een geschil tussen de eisers en de verweerster over de uitleg van een samenlevingsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende onderhoudsplicht. De eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank en het hof. De verweerster, bijgestaan door haar advocaat mr. J.H.M. van Swaaij en mr. J.M. Moorman, heeft een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die door de eisers zijn aangevoerd in het cassatiemiddel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep verworpen en de eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op een totaal van € 2.600,34.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in samenlevingsovereenkomsten en de gevolgen daarvan in het erfrecht. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke rol gespeeld in de rechtsontwikkeling op het gebied van het familierecht en het erfrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/02230
Datum12 juli 2019
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats], Groot-Brittannië,
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/04/127284/HA ZA 14-10 van de rechtbank Limburg van 19 maart 2014 en 22 april 2015;
de arresten in de zaak 200.173.887/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 mei 2017 en 20 februari 2018.
[eisers] hebben tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat en mede door mr. J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
12 juli 2019.