In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 24 oktober 2017. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard door het Hof, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat er ernstige twijfels zijn over de tijdigheid van de mededeling van het verstekvonnis aan de verdachte, die afkomstig was van het Kaunas District Court in Litouwen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de mededeling van het verstekvonnis niet op de veronderstelde datum van 29 maart 2017 heeft plaatsgevonden, maar mogelijk op 12 april 2017. Dit roept vragen op over de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat op 20 april 2017 is ingesteld. Gezien de herkomst en betrouwbaarheid van de overgelegde stukken, heeft de Hoge Raad besloten dat het bestreden arrest niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.