ECLI:NL:HR:2019:1150

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
19/02764
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een jeugdzaak betreffende de tenuitvoerlegging van een maatregel door de Rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2019 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 februari 2019. De Rechtbank had destijds besloten dat een niet ten uitvoer gelegde maatregel, namelijk de plaatsing van de aanvrager in een inrichting voor jeugdigen, alsnog ten uitvoer gelegd diende te worden. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat T. Gümüs uit Rotterdam, heeft een aanvraag tot herziening ingediend, waarin hij verzocht om de eerdere beslissing van de Rechtbank te herzien.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kan leiden tot herziening. Dit is voornamelijk omdat de beslissing van de Rechtbank niet kan worden aangemerkt als een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag, gelet op artikel 465, eerste lid, Sv, niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de Hoge Raad de aanvraag niet in behandeling kan nemen, omdat de voorwaarden voor herziening niet zijn vervuld.

De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is openbaar uitgesproken. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de Rechtbank en onderstreept de strikte voorwaarden die gelden voor het indienen van een herzieningsverzoek in het strafrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/02764
Datum9 juli 2019
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 19 februari 2019, nummer 09/842064-18, ingediend door T. Gümüs, advocaat te Rotterdam,
namens
[aanvrager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Rechtbank heeft gelast dat de niet ten uitvoer gelegde maatregel, te weten plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

De aanvraag zal niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat de beslissing van de Rechtbank niet is een uitspraak houdende een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom - gelet op art. 465, eerste lid, Sv - niet worden ontvangen.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juli 2019.