Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde en het vierde middel
3.Beoordeling van het vijfde middel
4.Beslissing
2 juli 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 september 2017, waarin de verdachte werd veroordeeld voor deelname aan twee verschillende criminele organisaties. Deze organisaties waren betrokken bij het vervalsen van documenten, het oplichten van zorgkantoren en zorgverzekeraars, en het witwassen van aanzienlijke bedragen. Dit leidde tot misbruik van het persoonsgebonden budget (PGB) en het systeem van zorg in natura. De Hoge Raad heeft op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, onder nummer 17/04551.
De verdachte, geboren in 1979, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat H. Sytema. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden, behalve het middel dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase, dat gegrond werd verklaard.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verminderd van veertig maanden naar 38 maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.