ECLI:NL:HR:2019:1077

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
17/04455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisaties en vervalsing van documenten met betrekking tot zorgfraude

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 september 2017. De verdachte, geboren in 1981, was betrokken bij twee verschillende criminele organisaties die zich bezighielden met het vervalsen van documenten, het oplichten van zorgkantoren en zorgverzekeraars, en het witwassen van aanzienlijke bedragen. Dit leidde tot misbruik van het persoonsgebonden budget (PGB) en het systeem van zorg in natura. De Hoge Raad heeft verschillende cassatiemiddelen beoordeeld, waaronder klachten over de deelneming aan een criminele organisatie, de wetenschap van de verdachte over de criminele activiteiten, en de bewijsuitsluiting van computerbestanden op basis van schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, met uitzondering van het middel dat betrekking had op de redelijke termijn in de cassatiefase, dat gegrond werd verklaard. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 34 maanden naar 32 maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/04455
Datum2 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 september 2017, nummer 22/005606-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak doch alleen wat betreft de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel, het tweede middel, het derde middel, het vierde middel en het vijfde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het zesde middel

3.1
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 34 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 32 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2019.