Uitspraak
gevestigd te Schiedam,
zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen en buiten Nederland,
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beantwoording van de prejudiciële vragen
Betekening van exploten
4.Beslissing
28 juni 2019.
Hoge Raad
In deze prejudiciële procedure heeft de Hoge Raad zich gebogen over de vraag of een deurwaarder een exploot kan en moet uitbrengen aan een in de basisregistratie personen (BRP) opgenomen briefadres in plaats van openbaar te betekenen. De zaak betreft een vordering van de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. tegen een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. De kantonrechter te Rotterdam heeft op 6 december 2018 prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld, die betrekking hebben op de rechtsgeldigheid van de betekening van de dagvaarding aan het briefadres van de gedaagde.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wetgeving omtrent de BRP en de regels voor betekening van exploten aan personen zonder bekende woonplaats, zoals vastgelegd in de artikelen 45-47 Rv en 54 Rv, van belang zijn voor de beantwoording van de vragen. De Hoge Raad concludeert dat een briefadres in de BRP kan worden aangemerkt als gekozen woonplaats in de zin van artikel 1:15 BW, mits de keuze voor het briefadres verplicht is of de wet deze keuze mogelijk maakt. Dit betekent dat exploten aan het briefadres betekend moeten worden, en dat openbare betekening niet aan de orde is, tenzij de deurwaarder moet aannemen dat het briefadres niet (meer) juist is.
De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vragen bevestigend, waarmee de deurwaarder de verplichting heeft om exploten aan het briefadres te betekenen. Deze beslissing biedt meer rechtszekerheid voor de betrokken partijen en waarborgt dat de gedaagde daadwerkelijk kennis kan nemen van de juridische stukken die aan hem zijn gericht.