Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
zetelende te Purmerend,
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
28 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [de Eigenaar] en de Gemeente Purmerend. De zaak betreft een geschil over onteigeningsrecht en de noodzaak tot onteigening in het kader van een exploitatieplan. De rechtbank Noord-Holland had eerder vonnissen gewezen op 20 juni 2018 en 11 juli 2018, waartegen [de Eigenaar] cassatie heeft ingesteld. De Gemeente heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en concludeert dat de klachten van [de Eigenaar] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 RO. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [de Eigenaar] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.