ECLI:NL:HR:2019:1038

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
18/02249
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van medeplichtigheid aan poging tot moord met explosief en vuurwapen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2018. De verdachte, geboren in 1994, was betrokken bij een ernstige strafzaak waarin hij werd beschuldigd van medeplegen van medeplichtigheid aan poging tot moord. De feiten betroffen het tot ontploffing brengen van een explosief onder een auto met twee inzittenden en het beschieten van die auto vanuit een andere auto. De Hoge Raad diende te beoordelen of het Hof de grondslag van de tenlastelegging had verlaten door de feitelijke toedracht uit te breiden en of er voldoende bewijs was dat de verdachte nauw en bewust had samengewerkt met anderen bij het plaatsen van een peilbaken. Daarnaast werd de vraag behandeld of het gebruik van printlijsten als bewijs toelaatbaar was, gezien het feit dat de inhoud van deze stukken niet tijdig aan de verdachte was medegedeeld. De Procureur-Generaal, J. Silvis, concludeerde tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet tot cassatie konden leiden. De uitspraak werd gedaan zonder nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02249
Datum25 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2018, nummer 23/001931-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juni 2019.