2.2.De Rechtbank heeft de klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag strekkende tot opheffing van het beslag op een auto en teruggave van deze auto aan de klager. De Rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
"De rechtbank gaat bij de beoordeling van het onderhavige beklag uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
- Op 22 november 2017 heeft [betrokkene 1] een zwarte BMW met kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de auto) verkocht aan [betrokkene 2] , via Marktplaats.nl. De auto is op diezelfde dag in het register van de RDW overgeschreven op naam van [betrokkene 2] . Achteraf bleek de betaling van de koopsom, die zou hebben plaatsgevonden via internetbankieren, niet daadwerkelijk te zijn verricht.
- Op 24 november 2017 werd de auto te koop aangeboden aan [betrokkene 3] , eigenaar van een autobedrijf in Rotterdam. Toen [betrokkene 3] doorvroeg naar de herkomst van de auto, is de persoon die de auto te koop aanbood op enig moment weggerend, waarbij hij de auto achterliet. [betrokkene 3] heeft vervolgens de politie gebeld, die de auto vervolgens op grond van artikel 94 Sv in beslag genomen heeft vanwege het feit dat de auto mogelijk afkomstig zou zijn van verduistering.
- [betrokkene 2] heeft geen afstand gedaan van hetgeen in beslag is genomen.
- Op 3 december 2017, hangende het beslag, is de auto in het register van de RDW van [betrokkene 2] overgeschreven naar klager.
Overwegingen
De eerste vraag die ter beoordeling voor ligt is of klager ontvankelijk is in zijn beklag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beklag, nu er geen beslag meer op de auto rust. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de auto reeds is teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaar van de auto, [betrokkene 1] , omdat er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig was om het beslag op de auto te laten voortduren en omdat [betrokkene 1] redelijkerwijs als rechthebbende moest worden aangemerkt.
Klager stelt dat hij de rechtmatige eigenaar van de auto is. Hij voert daartoe aan dat hij de auto op 3 december 2017 [betrokkene 2] heeft gekocht voor een bedrag van EUR 20.000,=. Hij wist op dat moment dat de auto in beslag genomen was en zich bij de politie bevond, maar betoogt dat hij het nodige onderzoek heeft verricht alvorens tot aankoop van de auto over te gaan en heeft te gelden als koper te goeder trouw.
Volgens klager had de officier van justitie hem ingevolge artikel 116 Sv op de hoogte moeten stellen van zijn voornemen om de auto aan [betrokkene 1] terug te geven, zodat hij (klager) de mogelijkheid zou hebben gehad zich over dat voornemen te beklagen. Klager heeft er in dat verband op gewezen dat hij zijn klaagschrift reeds had ingediend op het moment dat de officier van justitie overging tot teruggave van de auto aan [betrokkene 1] , en dat hij dus reeds als belanghebbende in beeld was bij de officier van justitie. Gelet daarop had de officier van justitie niet mogen overgaan tot teruggave aan een ander zonder hem van het voornemen daartoe op de hoogte te stellen, aldus klager. Nu de procedure van artikel 116 Sv niet correct is gevolgd, moet volgens klager worden uitgegaan van de fictie van een nog niet uitgevoerd voornemen van de officier van justitie, zodat het beklag ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 116 lid 1 Sv beslist de officier van justitie over het voortduren van het beslag op voorwerpen die op grond van artikel 94 Sv in beslag zijn genomen. Indien het belang van strafvordering niet of niet meer aanwezig is, beëindigt de officier het beslag en doet hij het voorwerp in beginsel teruggeven aan degene bij wie het voorwerp in beslag genomen is.
Indien de officier van justitie meent dat een ander dan de beslagene is aan te merken als redelijkerwijs als rechthebbende is aan te merken en voornemens is om het in beslaggenomen voorwerp aan die ander terug te geven, dient de officier van justitie (indien de beslagene geen afstand van het voorwerp heeft gedaan) ingevolge artikel 116 lid 3 Sv de beslagene vooraf schriftelijk van zijn voornemen op de hoogte te stellen, teneinde de beslagene de mogelijkheid te geven zich over dat voornemen te beklagen.
Het betoog van klager dat de officier van justitie hem op de hoogte had moeten stellen van zijn voornemen wordt verworpen, nu klager niet de beslagene is.
Nu de auto reeds is teruggegeven aan [betrokkene 1] en nu de situatie van artikel 116 lid 3 Sv niet aan de orde is, zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag."