ECLI:NL:HR:2019:1002
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake onroerendezaakbelastingen en rioolheffing gemeente Nijmegen
In deze zaak heeft belanghebbende, [X] te [Z], beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 november 2018. Dit beroep betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en rioolheffing van de gemeente Nijmegen voor de jaren 2015 tot en met 2017, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te Nijmegen. De uitspraak van het Gerechtshof was een vervolg op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland, waartegen belanghebbende in hoger beroep was gegaan.
De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat deze middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2019 door de vice-president G. de Groot, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.