Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
26 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 16 november 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1950. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij de advocaten J.W.E. Luiten en R.I. Kool, beiden werkzaam in Maastricht, middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 het beroep verworpen. Het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.