ECLI:NL:HR:2018:987
Hoge Raad
- Cassatie
- J. de Hullu
- A.J.A. van Dorst
- A.E.M. Röttgering
- Rechtspraak.nl
Gewoonteheling van grote hoeveelheid auto-onderdelen en overschrijding van de redelijke termijn in cassatiefase
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor gewoonteheling van een grote hoeveelheid auto-onderdelen, in strijd met artikel 417 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/01765. De verdachte, geboren in 1985, heeft cassatie ingesteld tegen de veroordeling die door het Gerechtshof was uitgesproken op 22 maart 2016. De advocaat van de verdachte, J.W.E. Luiten, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal, D.J.M.W. Paridaens, heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat de tweede en derde middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen nadere motivering behoeven. Echter, het eerste middel, dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, is gegrond bevonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
Als gevolg van deze overschrijding heeft de Hoge Raad besloten de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf te verminderen van twintig maanden naar achttien maanden en twee weken, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en A.E.M. Röttgering, en is openbaar uitgesproken.