ECLI:NL:HR:2018:975

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17/01199
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de afstand van recht op koopprijs bij rekenfout in aandelenlevering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de stichting Stichting Continuïteit Citadel Groep (hierna: Citadel) en Beheer- en Beleggingsmaatschappij Bela B.V. (hierna: Bela). De zaak betreft een geschil over de levering van aandelen en de verrekening van de koopprijs met een lening. Citadel had op 22 april 2010 een overeenkomst gesloten met Bela voor de verkoop van 51% van de aandelen in Citechma B.V. voor een koopprijs van € 6.800.000. Daarnaast was er een leningsovereenkomst tussen partijen. Bij de notariële akte van 2 november 2010 werd de koopprijs vastgesteld en werd een bedrag van € 1.984.112,30 verrekend met de vordering van Citadel op Bela. Citadel vorderde in cassatie een bedrag van € 225.000, dat zij ten onrechte had meegerekend in de schuldverrekening.

De rechtbank had de vordering van Citadel toegewezen, maar het gerechtshof Amsterdam vernietigde dit vonnis en wees de vordering af. Het hof oordeelde dat Citadel met de kwijting die zij aan Bela had verleend, afstand had gedaan van het recht op het resterende bedrag van de koopprijs. Citadel ging in cassatie tegen deze beslissing.

De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat Citadel afstand had gedaan van haar recht op het restant van de koopprijs. De Hoge Raad benadrukte dat een kwijting niet zonder meer inhoudt dat afstand wordt gedaan van een ontbrekend restant, vooral niet als er sprake is van een rekenfout. De zaak werd verwezen naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad veroordeelde Bela in de kosten van het geding in cassatie.

Uitspraak

22 juni 2018
Eerste Kamer
17/01199
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
De stichting STICHTING CONTINUÏTEIT CITADEL GROEP,
gevestigd te Hilversum,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. A.M. van Aerde,
t e g e n
BEHEER- EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ BELA B.V.,
gevestigd te Gorinchem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. A.C. van Schaick en mr. N.E. Groeneveld-Tijssens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Citadel en Bela.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/13/566142/HA ZA 14-565 van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2014 en 20 mei 2015;
b. het arrest in de zaak 200.171.469/01 van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Citadel beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bela heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Citadel mede door mr. B.M. Blok.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot vernietiging van het arrest van het hof van20 december 2016 en tot verwijzing.
De advocaten van Bela hebben bij brief van 22 februari 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
  • i) Op 22 april 2010 zijn Citadel en Bela een ‘Share Purchase Agreement’ aangegaan, waarbij Citadel 51% van de aandelen in Citechma B.V. (hierna: Citechma) heeft verkocht aan Bela tegen een koopprijs van € 6.800.000,-- (hierna: de koopovereenkomst).
  • ii) Eveneens op 22 april 2010 hebben Citadel en Bela een ‘Loan Facility Agreement’ gesloten, waarbij Bela aan Citadel een kredietfaciliteit ter beschikking heeft gesteld (hierna: de leningsovereenkomst).
  • iii) In de koopovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de daadwerkelijk aan Citadel
  • iv) Partijen hebben aanvullende afspraken gemaakt en deze schriftelijk vastgelegd in een ‘Addendum’ van 16 september 2010. In het addendum staat vermeld dat Citadel aan Bela niet 51% maar 100% van de aandelen in Citechma verkoopt en dat Citadel aan Bela de ‘Intercompany Loan Receivable’ op Citechma, zoals gedefinieerd in de koopovereenkomst, overdraagt (hierna: de Citechma-vordering). Volgens het addendum bedraagt de vergoeding voor de overdracht van de aandelen en de Citechma-vordering samen € 6.800.000,--.
  • v) Ter uitvoering van de leningsovereenkomst was er een afzonderlijke bankrekening van Bela bij ING (hierna de Citechma-rekening).
  • vi) Van de Citechma-rekening is op 8 juli 2010 een bedrag van € 225.000,-- overgemaakt naar Shopex B.V. (hierna Shopex), een dochteronderneming van Bela. Op 22 juli 2010 is door Bela een bedrag van € 225.000,-- overgemaakt naar de Citechma-rekening onder de vermelding: “inzake Citechma”.
  • vii) Citadel heeft bij notariële akte van 2 november 2010 de aandelen in Citechma aan Bela geleverd. In art. 3 van de akte is bepaald dat de koopprijs (van de aandelen en de Citechma-vordering) € 6.800.000,-- bedraagt, dat Bela uit hoofde van de leningsovereenkomst een vordering op Citadel heeft van € 1.984.112,30, welke vordering wordt verrekend met de vordering van Citadel tot betaling van de koopprijs, en dat Bela het restant van de koopprijs, een bedrag van € 4.815.887,70, heeft voldaan door storting onder de notaris. In art. 3 van de leveringsakte is verder het volgende bepaald:
“Verkoper verleent aan Koper kwijting voor de betaling van de koopprijs. Koper verleent aan Verkoper kwijting voor betaling van de vordering.”
3.2.1
In dit geding heeft Citadel, voor zover in cassatie van belang, gevorderd Bela te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 225.000,--. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij een vergissing heeft gemaakt bij de berekening van de hoogte van haar schuld uit hoofde van de leningsovereenkomst op het moment dat die verrekend werd met de koopsom. De oorzaak van deze vergissing was dat zij bij de bepaling van de hoogte van de schuld alle betalingen onder de kredietfaciliteit van de Citechma-rekening bij elkaar heeft opgeteld en daarbij abusievelijk de betaling van Bela aan Shopex van 8 juli 2010 van € 225.000,-- heeft meegerekend. De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
3.2.2
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering alsnog afgewezen. Het heeft daartoe overwogen:
“3.4 Partijen zijn in de notariële akte van 2 november 2010 overeengekomen de schuld van Citadel uit hoofde van de lening te verrekenen met haar vordering tot betaling van de koopprijs. Daardoor is de kleinere schuld uit hoofde van de lening (geheel) teniet gegaan en is de vordering tot betaling van de koopprijs teniet gegaan ten belope van het bedrag van de schuld uit hoofde van de lening. De koopprijs bedroeg € 6.800.000,-. Er vanuit gaande dat de schuld uit hoofde van de lening € 1.759.112,30 bedroeg, was de pro resto te betalen koopprijs € 5.040.887,70. Citadel, die, zoals zij ter zitting heeft bevestigd, de cijfers had aangeleverd, heeft zich evenwel vergist door het bedrag van € 225.000,- ten onrechte te betrekken in de uitstaande schuld onder lening, waardoor een voor dat bedrag te hoge schuld in de verrekening met de koopprijs is betrokken. Aldus resulteerde in de berekening een € 225.000,- te laag nog door Bela te betalen bedrag aan koopsom (€ 4.815.887,70 in plaats van € 5.040.887,70). Aldus heeft Bela uiteindelijk de (werkelijk) verschuldigde koopsom niet volledig voldaan. Van de vordering tot betaling van het ontbrekende restant heeft Citadel evenwel – naar zij ook niet betwist – met de kwijting afstand gedaan.
Daarbij neemt het hof in aanmerking (wellicht ten overvloede, maar voor het geval in de stellingen van Citadel ook (subsidiair) gelezen zou moeten worden dat zij zich niet aan de kwijting gebonden acht) dat Citadel wist welke bedragen uit hoofde van de lening aan of ten behoeve van haar van de Citechma-rekening waren betaald. Immers, volgens de stellingen van Citadel werden betalingen van de Citechma-rekening aanvankelijk door Bela uitgevoerd na een betalingsverzoek van Citadel en later door Citadel zelf (Bela werd dan achteraf op de hoogte gesteld). Citadel wist of had dus kunnen weten welk bedrag zij uit hoofde van de leningsovereenkomst aan Bela verschuldigd was. Het kwijtingsbeding – dat immers ertoe strekt de andere partij zekerheid te bieden dat de transactie naar behoren is afgewikkeld – komt dan ook voor haar rekening, en het beroep van Bela daarop kan, anders dan Citadel heeft betoogd, in de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar worden geacht. Samengevat gezegd, voor zover Citadel haar vordering grondt op onverschuldigde betaling loopt deze vordering vast op het gegeven dat Citadel niet onder de lening heeft betaald en voor zover de vordering is gegrond op haar vordering tot betaling van de koopprijs stuit deze af op de door haar verleende kwijting. (…)”
3.3
Bij de beoordeling van het middel dient tot uitgangspunt dat het hof, naar blijkt uit de hiervoor in 3.2.2 aangehaalde rov. 3.4, heeft geoordeeld dat, nu de vordering van Bela op Citadel uit hoofde van de leningsovereenkomst € 225.000,-- te hoog is berekend, de koopsom in zoverre niet is voldaan. In de daarop volgende overwegingen ligt besloten dat het hof de stellingen van Citadel in eerste aanleg en hoger beroep zo heeft uitgelegd dat Citadel haar vordering tot betaling van € 225.000,-- mede baseert op de grondslag dat Bela de koopsom tot het beloop van dit bedrag niet heeft voldaan, welke uitleg in cassatie niet is bestreden.
Het hof heeft de hierop gebaseerde vordering van Citadel tot betaling van dat bedrag vervolgens afgewezen op de grond dat Citadel, door te verklaren dat zij Bela kwijting verleent voor de betaling van de koopprijs, afstand heeft gedaan van de vordering tot betaling van het restant. Het beroep daarop van Bela is volgens het hof niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.4.1
Onderdeel 1.2 bestrijdt het oordeel van het hof dat Citadel niet heeft betwist dat zij met de kwijting afstand heeft gedaan van het ontbrekende deel van de koopsom.
3.4.2
De klacht is gegrond. Het onderdeel verwijst onder meer naar hetgeen Citadel heeft gesteld in haar memorie van antwoord onder 8.4.5:
“Bovendien had de kwijting ook niet kunnen zien op de destijds voor partijen onbekende rekenfout over de hoogte van het geleende bedrag. Citadel kan in redelijkheid niet worden geacht van iets afstand te hebben gedaan – haar recht op te komen tegen een abusievelijk onjuiste vaststelling van de Kredietvordering – dat ten tijde van de kwijting tussen partijen geen onderwerp van discussie was.”
In het licht van die stelling is de vaststelling van het hof dat Citadel niet heeft betwist dat zij afstand heeft gedaan van het restant van de koopsom onbegrijpelijk.
3.4.3
De onderdelen 1.1 en 1.4 van het middel bestrijden het oordeel van het hof dat Citadel met de door haar gegeven kwijting afstand heeft gedaan van betaling van het ontbrekende restant van de koopsom. Volgens de onderdelen heeft het hof onder meer miskend dat een kwijtingsbeding steeds moet worden uitgelegd en dat een gegeven kwijting niet zonder meer inhoudt dat afstand wordt gedaan van een ontbrekend restant. Het hof heeft ten onrechte geen aandacht besteed aan de essentiële stelling dat de door Citadel verleende kwijting geen dekking biedt voor een rekenfout zoals hier aan de orde.
3.4.4
Ook deze onderdelen zijn terecht voorgesteld. Voor zover het hof heeft geoordeeld dat de door Citadel afgelegde kwijtingsverklaring zonder meer meebrengt dat zij afstand heeft gedaan van haar recht op volledige betaling van de koopsom, ook voor het geval zou blijken dat bij de berekening van het te verrekenen bedrag een fout zou zijn gemaakt, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Een kwijting houdt immers in beginsel niet meer in dan de verklaring ten bewijze dat de desbetreffende betaling heeft plaatsgevonden, waartegen tegenbewijs openstaat (art. 6:48-49 BW in verbinding met art. 157 Rv). In een dergelijke verklaring ligt niet zonder meer tevens een kwijtschelding als bedoeld in art. 6:160 lid 2 BW besloten. Daartoe is vereist dat partijen zijn overeengekomen dat het verschuldigde bedrag niet geheel zou worden voldaan, of dat zij, bij wege van een vaststellingsovereenkomst, aan enige onzekerheid over de verschuldigdheid ervan een einde hebben willen maken (vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2098). Dat één van deze gevallen zich voordoet heeft het hof evenwel niet vastgesteld. Het heeft daarentegen geconstateerd dat Citadel zich heeft vergist door het bedrag van € 225.000,-- in de verrekening te betrekken. Daarin ligt besloten dat Citadel zich er niet van bewust was dat het in de akte vermelde bedrag van de, na verrekening, nog door Bela te betalen koopsom € 225.000,-- te laag uitkwam, zodat haar wil er niet op gericht kan zijn geweest Bela dit bedrag kwijt te schelden. Het hof heeft evenmin vastgesteld dat Bela grond had om er (desalniettemin) op te vertrouwen dat Citadel haar dit bedrag kwijtschold. De door het hof wel genoemde omstandigheid dat Citadel zelf verantwoordelijk was voor de betalingen vanaf de Citechma-rekening en dus had kunnen weten welk bedrag zij uit hoofde van de leningsovereenkomst aan Bela verschuldigd was, kan het oordeel dat Citadel met de kwijting afstand van haar recht op het restant van de koopsom heeft gedaan evenmin dragen.
3.5.1
Onderdeel 1.6 betoogt dat het oordeel van het hof dat het beroep van Bela op het kwijtingsbeding in de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan worden geacht, onvoldoende (begrijpelijk) is gemotiveerd. Het hof heeft volgens het onderdeel geen (kenbare) aandacht besteed aan de onderbouwing van het beroep van Citadel op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, inhoudende dat het onaanvaardbaar is dat Bela ten koste van Citadel profiteert van een fout die Bela zelf in de hand heeft gewerkt. Het hof had zich volgens het onderdeel niet mogen beperken tot een algemene verwijzing naar de strekking van het kwijtingsbeding. Daarbij verwijst Citadel onder meer naar haar memorie van antwoord onder 8.4.7, waar zij heeft betoogd (welk betoog ook te vinden is in haar comparitieaantekeningen in eerste aanleg onder 2.2.5):
“Subsidiair heeft te gelden dat het beroep van BELA c.s. op de kwijtingsbepaling in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. BELA heeft immers zelf de litigieuze overboeking van EUR 225.000 aan haar dochtermaatschappij Shopex gedaan. Het is ook BELA’s keuze geweest voor deze overboeking een rekening te gebruiken die conform de partijbedoelingen enkel zou worden gebruikt voor het Citechma krediet, niet voor overboekingen naar BELA entiteiten waar Citadel niets mee van doen heeft. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien BELA c.s. ten koste van Citadel profiteert van de rekenfout die zij zelf in de hand heeft. Het geeft ook te denken dat BELA weigert de gevolgen van deze rekenfout vrijwillig te herstellen.”
3.5.2
Ook deze klacht is gegrond. Het hof heeft – uitgaande van een in de kwijting besloten liggende afstand van recht – aan zijn verwerping van het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ten grondslag gelegd dat Citadel wist welke bedragen uit hoofde van de lening of ten behoeve van haar van de Citechma-rekening waren betaald, zodat zij wist of had kunnen weten welk bedrag zij uit hoofde van de leningsovereenkomst aan Bela verschuldigd was, en dat het kwijtingsbeding, dat ertoe strekt de andere partij zekerheid te bieden dat de transactie naar behoren is afgewikkeld, dan voor haar rekening komt. Daarmee heeft het hof de hiervoor in 3.5.1 aangehaalde stellingen van Citadel evenwel niet kenbaar in zijn beoordeling betrokken.
3.6
De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 20 december 2016;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Bela in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Citadel begroot op € 6.665,60 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Bela deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
22 juni 2018.