ECLI:NL:HR:2018:973

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17/02062
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrecht en uitleg van polisvoorwaarden in cassatie

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door twee eiseressen tegen ABN AMRO Schadeverzekering N.V. De eiseressen hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 januari 2017 is gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Overijssel van 8 juli 2015. De kern van het geschil betreft de weigering van de verzekeraar om een uitkering te doen op basis van een in de polis opgenomen voorbehoud. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Haviltex-maatstaf en de uitleg contra proferentem.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiseressen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiseressen in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 3.054,34, inclusief wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Deze uitspraak is gedaan op 22 juni 2018 en is openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

22 juni 2018
Eerste Kamer
17/02062
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [eiseres] c.s. en verweerster als ABN AMRO.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/08/161711/HA ZA 14-455 van de rechtbank Overijssel van 8 juli 2015;
b. het arrest in de zaak 200.178.203/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 januari 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
ABN AMRO heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het beroep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde vanABN AMRO begroot op € 854,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris,vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
22 juni 2018.