ECLI:NL:HR:2018:960

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17/04991
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting en heffingsrente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 12 september 2017, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland werd behandeld. De Rechtbank had betrekking op de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2006, 2007 en 2009, alsook op de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, maar zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister voor Rechtsbescherming hebben verweerschriften ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaat J.R.R. Oevering uit Amsterdam. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen geen nadere motivering behoefden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

22 juni 2018
nr. 17/04991
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 12 september 2017, nrs. 16/00590 tot en met 16/00592, op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 11/4021, AWB 11/4022 en AWB 13/6942) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2006, 2007 en 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister voor Rechtsbescherming heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door J.R.R. Oevering, advocaat te Amsterdam.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2018.