ECLI:NL:HR:2018:895

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
17/01906
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad en de beoordeling van opzet en dwaling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad, zoals omschreven in de artikelen 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten van de zaak dateren van 29 januari 2013, toen de verdachte samen met anderen een gewelddadige aanval op een persoon pleegde, waarbij het slachtoffer ernstig gewond raakte door messteken. De verdachte had voorafgaand aan de aanval instructies gegeven aan zijn mededaders over wie zij moesten aanvallen en hoe dit moest gebeuren. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, ondanks dat hij niet zelf ter plaatse was. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de motivering toereikend was. Het beroep in cassatie werd verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Hof in stand bleef. De zaak benadrukt de juridische nuances van opzet en medeplegen in strafzaken, evenals de rol van feitelijke dwaling bij de uitvoering van een gewelddadige daad.

Uitspraak

12 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/01906
ARA/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 maart 2017, nummer 22/004568-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.A. Franken, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van het onder 6 bewezenverklaarde opzet.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 6 bewezenverklaard dat:
"hij op 29 januari 2013 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (te weten meerdere sneeën in het gezicht/gelaat en verlamming/gedeeltelijk ontbreken van gevoel in het gezicht/gelaat), heeft toegebracht, door [slachtoffer] opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen in het gezicht en de hals/nek te snijden."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"6. Een proces-verbaal van aangifte van de politie Haaglanden van 30 januari 2013 met nr. PL15222013021120-1, voor zover inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - (ZD Steek, bijlage A, p. 1-9):
Als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op 29 januari 2013 wilde ik nog even langs bij [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ) op de [a-straat 1] (het hof begrijpt: in Scheveningen gelegen binnen de gemeente Den Haag). Ik heb mijn auto geparkeerd in de zijstraat naast de woning van de [a-straat 1] .
Ik besloot tussen 22:30 uur en 23:00 even een sigaret te roken in hun achtertuin. Toen ik de achtertuin instapte, hoorde ik achter de tuinmuur rare geluiden. De tuin van [betrokkene 1] grenst aan de zijkant aan een zijstraat van de [a-straat] . Aangezien mijn net nieuwe auto ook in die zijstraat stond, ben ik gaan kijken of er niemand met mijn auto aan het rommelen was.
Toen ik de tuindeur opendeed, deed ik twee passen de deur uit. Ik keek toen om mij heen en zag meteen dat er twee mannen mijn kant op kwamen lopen. Ik hoorde dat één van de twee mannen vroeg hoe laat het was. Ik keek meteen naar beneden op mijn horloge en toen ik weer opkeek om de tijd te zeggen, zag ik dat dezelfde man die de tijd vroeg meteen uithaalde met een mes richting mijn hoofd. Dit werd gedaan door de man die de tijd vroeg en ook voorop had gelopen. Ik zag dat de andere man een halve meter achter de voorste man liep.
Ik voelde toen meteen dat hij mij raakte met het mes in mijn wang. Meteen, een fractie van een seconde na de snede met het mes, voelde ik dat ik van de andere man een klap of trap tegen mijn hoofd kreeg. Ik ben vervolgens mijn gezicht gaan beschermen, omdat ik meteen doorhad dat deze gasten niet zouden stoppen tot zij hun doel hadden bereikt. Ik ben enigszins gehurkt en had maar één doel voor ogen en dat was om daar weg te komen en terug de tuin in de vluchten.
(...)
10. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de regiopolitie Haaglanden van 29 april 2013, voor zover inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - (ZD Steek, bijlage V, p. 24-28):
Als verklaring van de verdachte [betrokkene 2] :
Ik was in Antwerpen. Ik had mijn BlackBerry. Ik praatte veel met [betrokkene 3] . Op die dag kwam naar voren dat ik geen geld had op dat moment. Hij had hier een antwoord op en vroeg mij of ik naar Den Haag wilde komen om iemand te slaan. [betrokkene 3] vroeg mij naar Den Haag te komen om iemand te slaan en ik zou 500 euro krijgen. Ik ging naar Den Haag. (...)
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van de regiopolitie Haaglanden van 13 mei 2013, voor zover inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - (ZD Steek, bijlage V, p. 30-38):
Als verklaring van de verdachte [betrokkene 2] :
Die [verdachte] is de gehele organisator van dit hele probleem waarom ik hier nu zit. Ik heb [verdachte] gezien in de Shisha Lounge. Ik weet dat hij zo genoemd wordt, want zo noemt [betrokkene 3] hem ook. Met [betrokkene 3] bedoel ik [betrokkene 3] .
(...)
Ik ben bij [betrokkene 3] en de blonde boy aan tafel gaan zitten. Na een paar minuten kwam [verdachte] naar ons tafeltje toe.
(...)
[verdachte] begon een verhaal te vertellen. Hij vertelde dat hij een relatie had gehad met ene [betrokkene 4] (het hof begrijpt: [betrokkene 4] ). De vader van die [betrokkene 4] wilde dit niet hebben. Die vader zou ook met de C.I.E. hebben gesproken. De C.I.E. is iets met criminele inlichtingen dienst volgens mij. Hij vertelde dat die vader klappen verdiende omdat hij met de C.I.E. had gesproken. [verdachte] liet ons op zijn toestel een foto van de vader zien. Deze foto haalde hij van Facebook. Het was een echte smartphone. Toen hij ons de foto liet zien van de man zei [verdachte] : "Deze man praat met de C.I.E. omdat ik met zijn dochter ga". Hij zei: "Deze man moeten jullie vandaag klappen geven". [verdachte] zei tegen ons dat die man tussen tien en elf zijn hond ging uitlaten. Hij zei dat zodat wij wisten dat wij hem dan moesten slaan.
Toen zijn we naar Den Haag gereden. De blonde jongen achter het stuur, ik achterin, achter [betrokkene 3] . Het was toen al donker. Ik weet niet hoe laat het was. Het was misschien iets van 19:00 uur. De blonde jongen is naar Scheveningen gereden. Uiteindelijk kwamen wij in de [a-straat] uit. Toen we de [a-straat] inreden wees die jongen naar de linkerkant. Hij wees naar een huis, een eengezinswoning op een hoek. De jongen zei dat dat het huis was waar wij straks zouden moeten zijn. Hij reed langzaam voorbij. Daarna reed hij gewoon weer door. Toen zijn we naar de Elandstraat gereden. [betrokkene 3] en ik zijn uitgestapt bij de Elandstraat.
(...)
[betrokkene 3] en ik zijn naar het huis van [betrokkene 3] gelopen. Hij woont om de hoek bij de Hoogstraat in Den Haag. We zijn daar naar binnen gegaan.
(...)
Toen was het tijd om die kant op te gaan. We moesten tussen 22:00 en 23:00 daar zijn, want dan zou die man zijn hond uitlaten. We zijn toen weggegaan bij [betrokkene 3] .
(...)
[betrokkene 3] en ik zijn naar de [a-straat] gelopen. We bleven staan bij een soort van communiecentrum/kerk. Op een gegeven moment kwam de man uit de tuin. Hij rookte een sigaretje. Toen zijn we gelijk op hem afgelopen. [betrokkene 3] heeft gestoken. [betrokkene 3] ging de man slaan en toen begon hij te bloeden. (...).
De opdracht die wij van [verdachte] hadden meegekregen over wat er moest gebeuren in de [a-straat] was dat die man kapot moest. Dat hij klappen moest krijgen. Hij zei gewoon dat die man kapot geslagen moest worden."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
"Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft overeenkomstig de overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota het navolgende betoogd - steeds kort en zakelijk weergegeven -:
(...)
IV. Uit niets blijkt dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de mishandeling van een ander dan [betrokkene 1] , noch dat zijn opzet verder zou reiken dan een eenvoudige mishandeling.
(...)
Beoordeling van het onder 6 meer subsidiair ten laste gelegde
(...) het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
a. Op 23 januari 2013 doet [betrokkene 4] , samen met haar moeder, melding bij de politie van bedreiging/intimidatie door haar ex-vriend [verdachte] . [betrokkene 4] wenst geen aangifte te doen uit angst, maar wil wel dat de politie afweet van de problemen. [betrokkene 4] en haar moeder zijn erg bang voor [verdachte] . Er wordt een AOL (hof: afspraak op locatie) op hun huisadres gemaakt. Op maandag 28 januari 2013 vindt vanaf 15.30 uur een gesprek van ongeveer een uur plaats tussen [verbalisant] , inspecteur van politie Haaglanden en [verdachte] , die door hem op het politiebureau te Scheveningen is ontboden. [verdachte] wordt dringend verzocht zich te gedragen en de familie van [betrokkene 1] met rust te laten.
b. Nadat [verdachte] het politiebureau die middag heeft verlaten, heeft hij direct gebeld met het nummer 31-06- [001] , in gebruik bij de [betrokkene 3] . [betrokkene 3] heeft vervolgens [betrokkene 2] , woonachtig in Antwerpen, gevraagd of hij naar Den Haag wil komen. Er moest iemand hard worden geslagen. Het zou gaan om een man uit Scheveningen waarmee [betrokkene 3] een conflict had. [betrokkene 2] zou € 500,00 krijgen.
c. [betrokkene 5] , een kennis van [betrokkene 4] , verklaart dat [verdachte] hem heeft gevraagd of hij wist waar [betrokkene 4] was en of hij wist wat ze aan het doen was. Op 28 januari 2013 te 18.09 uur stuurt [betrokkene 5] een sms naar [verdachte] met de tekst: " [verdachte] , ik weet dat [betrokkene 4] alleen naar der school en werk mag. Niet op stap niks en der telefoon en pc zijn afgepakt. Vriendinnetje van nik laat ook niks los. Gr [betrokkene 5] ". Op 28 en 29 januari 2013 worden nog vele sms'jes gewisseld tussen [verdachte] en [betrokkene 5] , waarbij [verdachte] telkens degene is die informatie wil over [betrokkene 4] . Op 29 januari 2013 stuurt [betrokkene 5] aan [verdachte] een sms met de tekst: " [betrokkene 6] (hof: [betrokkene 6] ) zei dat [betrokkene 4] met soort van geheime politie heeft gepraat". Blijkens diverse sms'jes van [verdachte] wil hij hier meer over weten. [betrokkene 5] verklaart voorts dat iedereen weet dat [betrokkene 6] en [betrokkene 4] en de rest van de familie de achterdeur gebruiken. De voordeur gebruikt nooit iemand.
d. Op 29 januari 2013 reist [betrokkene 2] van Antwerpen naar Den Haag, station Hollands Spoor. Hij heeft daar rond 16.00 uur met [betrokkene 3] afgesproken. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] rijden met [betrokkene 7] mee naar Rotterdam, naar een horecagelegenheid, die Shisha Lounge of Tapas Bar wordt genoemd. Het was nog niet echt donker, maar de lantaarns waren wel aan. [betrokkene 3] en [betrokkene 7] gaan naar binnen bij deze horecagelegenheid, gelegen aan de Mauritsweg te Rotterdam. [betrokkene 2] wacht in de auto en na een seintje van [betrokkene 3] gaat hij ook naar binnen. [verdachte] komt binnen en gaat bij [betrokkene 3] , [betrokkene 7] en [betrokkene 2] aan tafel zitten. [verdachte] vertelt dat hij een relatie heeft gehad met ene [betrokkene 4] . De vader van die [betrokkene 4] wilde dit niet hebben. Die vader zou ook met de C.I.E. hebben gesproken. [verdachte] heeft op zijn smartphone een foto van de vader laten zien. Deze foto heeft hij van Facebook gehaald. [verdachte] zegt: "Deze man moeten jullie vanavond klappen geven". [verdachte] zegt dat die man tussen tien en elf zijn hond gaat uitlaten. Hij zegt dat zodat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] weten dat zij hem dan moeten slaan. [verdachte] heeft als verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op 29 januari 2013 een sms'je van [betrokkene 5] kreeg. Hij had met iemand van de politie afgesproken uit de buurt van de familie van [betrokkene 1] te blijven. Hij kon daar dus niet naar toe. [verdachte] zegt dat de telefoons van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] daar niet aanwezig mochten zijn. [betrokkene 3] heeft [verdachte] gezegd dat er wel iets tegenover moest staan. Er is niet gesproken over een bedrag, wel over compensatie. Er is met [verdachte] afgesproken dat zij elkaar later die avond weer zouden zien in de Shisha Lounge om te vertellen hoe het gegaan was. [verdachte] en [betrokkene 3] wilden face tot face praten en niet via de telefoon.
e. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] gaan naar de woning van [betrokkene 3] in Den Haag. [betrokkene 2] ziet dat [betrokkene 3] schone kleren, 2 shirts, 2 broeken en schoenen, in een sporttas doet. [betrokkene 2] hoort dat [betrokkene 3] zegt dat hij ook extra kleding voor [betrokkene 2] heeft meegenomen. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn later die avond naar de directe omgeving van het pand [a-straat 1] te Scheveningen gegaan. Op een gegeven moment komt een man uit de tuindeur. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] rennen op de man af. [betrokkene 3] loopt naar de man toe en vraagt hoe laat het is. [betrokkene 3] slaat de man en de man begint te bloeden.
f. Op 29 januari 2013, tussen 22.20 en 23.00 uur opent [slachtoffer] de tuindeur van het pand [a-straat 1] te Scheveningen (Scheveningen is gelegen binnen de gemeente Den Haag), welke direct op de stoep in de zijstraat uitkomt. Hij doet twee passen de deur uit en ziet meteen twee mannen zijn kant op komen lopen. Eén van de twee mannen vraagt hoe laat het is. [betrokkene 3] heeft verklaard degene te zijn die deze vraag heeft gesteld. [slachtoffer] kijkt op zijn horloge en wanneer hij weer opkijkt ziet hij dat dezelfde man die de tijd vroeg meteen uithaalt met een mes richting zijn hoofd. Hij wordt met het mes in zijn wang geraakt. [slachtoffer] ziet dat de andere man een halve meter achter de voorste man loopt. Van deze man krijgt hij een klap of trap tegen zijn hoofd. Deze achterste jongen heeft geprobeerd hem nog een paar klappen te geven en de jongen met het mes is hem met het mes te lijf blijven gaan. Nadat [slachtoffer] erin slaagt terug in de tuin te komen, rennen de jongens weg. De in bloed gezette afdruk van de rechterhandpalm van [betrokkene 2] is aangetroffen op de buitenzijde van de tuindeur van het perceel van de [a-straat 1] .
g. [betrokkene 7] verklaart dat hij die avond met [verdachte] naar de bioscoop was gegaan. In de bioscoop zei [verdachte] nog voor het einde van de film dat ze weg moesten, omdat hij een aanslag had laten plegen. Ze zijn toen naar de Shisha Lounge in Rotterdam gereden.
h. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn opnieuw naar de Shisha Lounge in Rotterdam gegaan. Daar ontmoeten zij [verdachte] . Ook [betrokkene 7] is in de Shisha Lounge aanwezig. [betrokkene 2] heeft bloed aan zijn hand. [betrokkene 3] heeft tegen [verdachte] gezegd "een vent ging bijdehand doen en was sterk". [verdachte] heeft op enig moment tegen [betrokkene 7] gezegd dat "ze een beetje doorgedraafd waren, maar ja, het kon niet, meer teruggedraaid worden. Het moest een sneetje zijn, maar hun wilde het halve gezicht eraf hakken met een mes". [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verkleden zich in de Shisha Lounge en [betrokkene 3] gooit later die nacht zijn vuile kleding weg op het Centraal Station in Rotterdam.
(...)
Medeplegen
Op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het initiatief voor de gebeurtenissen op 29 januari 2013 bij de tuindeur van de familie van [betrokkene 1] van [verdachte] is uitgegaan. De reden dat [verdachte] anderen inschakelt om naar de [a-straat] te gaan en zich daar niet zelf vertoont hangt wellicht samen met het op 28 januari 2013 met inspecteur [verbalisant] gevoerde gesprek. [verdachte] vertelt bij het eerste bezoek aan de Shisha Lounge in Rotterdam wie aangepakt moet worden, wat daarvoor de redenen zijn (de vader wil de relatie van [verdachte] met [betrokkene 4] niet en de vader en/of [betrokkene 4] praten met de CIE). Hij toont een foto en zegt dat het beoogde slachtoffer tussen 22:00 uur en 23:00 uur de hond uitlaat. Hij doet dit zodat [betrokkene 3] en [betrokkene 2] weten wanneer en op welke plaats zij jegens deze man geweld moeten gebruiken. Hij zegt dat de telefoons van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] daar niet aanwezig mogen zijn. Hij belooft compensatie (geld) en spreekt af dat hij de anderen later die avond weer ontmoet in de Shisha Lounge in Rotterdam. Aldus presenteert hij een zeer concreet, gedetailleerd en praktisch plan dat ziet op het later die avond overeenkomstig dat plan gepleegde geweld. Bovendien maakt hij een afspraak om later te horen hoe het is afgelopen. Dit gesprek vindt later die avond daadwerkelijk plaats. [betrokkene 3] en [betrokkene 2] vertellen dan wat er is gebeurd en kleden zich om. Aldus is zodanig bewust en nauw samengewerkt door [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] bij het plegen van dit feit dat zij naar het oordeel van het hof als medeplegers dienen te worden aangemerkt. Het hof acht de intellectuele bijdrage van [verdachte] van zodanig gewicht, dat de omstandigheid dat [verdachte] die bewuste avond niet in Scheveningen aanwezig is geweest niet aan een bewezenverklaring van medeplegen in de weg staat (HR 2.12.2014, NJ 2015/390).
Opzet
Gegeven de omstandigheden waaronder de mishandeling van [betrokkene 1] zou moeten plaatsvinden (in januari in het donker 's avonds tussen 22:00 en 23:00 uur), de omstandigheid dat [verdachte] niet zelf ter plaatse is geweest om het beoogde slachtoffer te identificeren terwijl [betrokkene 3] en [betrokkene 2] het beoogde slachtoffer niet kennen, en de zeer beperkte gegevens die [verdachte] aan [betrokkene 3] en [betrokkene 2] verschaft over de uiterlijke kenmerken van het beoogde slachtoffer (in feite het tonen op zijn smartphone van een foto afkomstig van Facebook en het impliciete gegeven dat het gaat om een man qua leeftijd oud genoeg om vader van een dochter van ongeveer 20 jaar te zijn) is het hof van oordeel dat [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] bewust de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat vrijwel iedere niet piepjonge blanke man die zich in de nabijheid van de [a-straat 1] bevond slachtoffer zou kunnen worden van de mishandeling, dat zij zich hiervan bewust waren en dit hebben aanvaard. (HR 29.4.1997, NJ 1997, 654 en HR 14.10.2003, ECLI: NL:HR:2003:AJ1396).
Alleen [verdachte] en [betrokkene 3] verklaren dat [betrokkene 3] op enig moment in het gesprek op 29 januari 2013 heeft aangegeven [betrokkene 1] te kennen. Zij verklaren dit echter pas op een moment dat zij het hele dossier hebben kunnen bestuderen en de beperkingen niet meer van kracht waren. Daartegenover staat dat [betrokkene 6] op 17 juni 2014 tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij weet wie [betrokkene 3] is, dat zij hem nooit sprak en dat hij naar haar weten niet bij haar thuis is geweest. En ook [betrokkene 1] heeft op 14 januari 2014 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij [betrokkene 3] niet kent van naam of gezicht en dat deze ook nog nooit bij hem thuis is geweest. Het hof acht derhalve niet aannemelijk geworden dat identificatie van het beoogde slachtoffer door [betrokkene 3] voorzien was in het tussen [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] besproken plan.
[betrokkene 2] verklaart over het geweld zoals dat is besproken in het gesprek in de Shisha Lounge: "Die man moest kapot. Die moest klappen krijgen. Er is niets gezegd over wapens. Hij (hof: [verdachte] ) heeft niets gezegd over steken. (...) Hij zei gewoon dat de man kapot geslagen moest worden". Het hof leidt hieruit af wat betreft de aard van de geweldshandelingen in het eerste gesprek in de Shisha Lounge gesproken is over het kapot maken/kapot slaan/klappen krijgen van het slachtoffer. Naar het oordeel van het hof bestond er op dat moment bij [verdachte] , [betrokkene 3] en [betrokkene 2] in ieder geval in globale zin opzet op het gebruik van geweld jegens het slachtoffer.
Feitelijk is het slachtoffer door [betrokkene 3] onder meer gesneden met een mes of een scherp voorwerp in zijn gezicht en hals [betrokkene 2] heeft het slachtoffer hierna meermalen geslagen. Naar het oordeel van het hof heeft tussen het daadwerkelijk jegens [slachtoffer] uitgeoefende geweld en het geweld zoals gepland een zodanig verband bestaan dat het door het mes veroorzaakte zwaar lichamelijk letsel redelijkerwijs als gevolg van deze geweldsuitoefening niet alleen aan [betrokkene 3] , maar ook aan [verdachte] en [betrokkene 2] kan worden toegerekend (HR 20.2.2007, NJ 2007, 263). Het hof is derhalve van oordeel dat [verdachte] en [betrokkene 2] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van zware mishandeling. In de zaak van [betrokkene 3] acht het hof bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag. [betrokkene 3] is immers degene geweest die het slachtoffer met een mes of scherp voorwerp in de hals en het gelaat heeft gesneden en aldus potentieel fataal letsel bij het slachtoffer heeft veroorzaakt."
2.3.
Het Hof heeft uit de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden afgeleid dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon die later [slachtoffer] bleek te zijn. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd. Dat de verdachte met zijn mededaders had afgesproken dat zij [betrokkene 1] kapot zouden slaan, doet hieraan niet af.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juni 2018.