ECLI:NL:HR:2018:860

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
17/01358
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en schadevergoeding wegens ontvreemding van goederen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Koninklijke Coöperatieve Bloemenveiling FloraHolland U.A. tegen een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. FloraHolland vorderde schadevergoeding wegens een gestelde ontvreemding van goederen. De zaak is eerder behandeld in de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof, waar meerdere vonnissen en arresten zijn gewezen. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.

De Hoge Raad heeft de klachten die in de cassatieprocedure zijn aangevoerd, beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers was om het cassatieberoep te verwerpen op basis van artikel 81 RO. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van FloraHolland verworpen en de coöperatie veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

8 juni 2018
Eerste Kamer
17/01358
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
KONINKLIJKE COÖPERATIEVE BLOEMENVEILING FLORAHOLLAND U.A.,
gevestigd te Aalsmeer,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. S. Kousedghi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als FloraHolland en [verweerder] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/02/255683/HA ZA 12-716 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2013, 21 mei 2014 en 8 oktober 2014;
b. de arresten in de zaak HD 200.161.959/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 november 2015 en 20 december 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft FloraHolland beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van FloraHolland heeft bij brief van12 april 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt FloraHolland in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.J. Kroeze en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
8 juni 2018.