ECLI:NL:HR:2018:85

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
16/01623
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermindering van gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 18 maart 2016 had geoordeeld over de opgelegde gevangenisstraf. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek met betrekking tot de duur van de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in deze zaak met meer dan twee jaren was overschreden. De overschrijding werd niet onredelijk geacht in verband met de onderzoekswensen van de verdediging, maar de beperkte omvang van deze wensen rechtvaardigde de substantiële overschrijding van de redelijke termijn niet. De Hoge Raad besloot zelf de zaak af te doen en verminderde de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met 3 maanden. De uiteindelijke straf werd vastgesteld op 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

23 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01623
CeH/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 maart 2016, nummer 21/005174-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.W.J. Krämer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de duur van de opgelegde straf en tot vermindering van de hoogte daarvan naar de gebruikelijke maatstaf.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat in de onderhavige zaak geen sprake is van schending van de redelijke termijn in eerste aanleg.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 tot en met 9 is het middel terecht voorgesteld.
2.3.
De Hoge Raad zal zelf de zaak afdoen. In de omstandigheid dat de Rechtbank eerst uitspraak heeft gedaan nadat meer dan 4 jaren zijn verstreken na aanvang van de redelijke termijn, vindt de Hoge Raad aanleiding de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te verminderen met 3 maanden.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 januari 2018.