ECLI:NL:HR:2018:848

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
17/00137
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afschaffing van de vrijstelling voor de invoer en uitslag van kolen gebruikt als brandstof voor elektriciteitsopwekking en de gevolgen voor het Unierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afschaffing van de vrijstelling voor de invoer en uitslag van kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit. De belanghebbende, aangeduid als [X] B.V., had beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 6 december 2016 was gewezen. Deze uitspraak betrof de door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan kolenbelasting over de tijdvakken van januari 2013 tot en met april 2014. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld in het licht van verschillende Europese en nationale wetgeving, waaronder de Wet belastingen op milieugrondslag en diverse internationale handelsverdragen.

De Hoge Raad oordeelde dat de afschaffing van de vrijstelling niet in strijd is met het Unierecht of met de Overeenkomsten met de Russische Federatie, Colombia en Peru, en Zuid-Afrika. De middelen die door de belanghebbende zijn ingediend, zijn verworpen op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van de Hoge Raad. De Staatssecretaris van Financiën had een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende had schriftelijk gereageerd op de conclusies van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

8 juni 2018
nr. 17/00137
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 6 december 2016, nrs. 15/00087 tot en met 15/00098 en 15/00396 tot en met 15/00399, op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/860 tot en met AWB 14/864, AWB 14/866 tot en met AWB 14/871, AWB 14/2081, AWB 14/4794, en AWB 14/4796 tot en met AWB 14/4798) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan kolenbelasting over de tijdvakken januari 2013 tot en met april 2014. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusies van de Advocaat-Generaal C.M. Ettema van 1 februari 2017 in de zaken met de nummers 15/05429 (ECLI:NL:PHR:2017:27) en 16/01382 (ECLI:NL:PHR:2017:28).
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 16/01382 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerde versie aan dit arrest is gehecht.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon, M.A. Fierstra, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2018.