ECLI:NL:HR:2018:821

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
18/00964
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, die in cassatie ging tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, had zijn verzoekschrift ingediend zonder de vereiste handtekening van een advocaat bij de Hoge Raad. Dit is in strijd met artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het verzoekschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, en dat de verzoeker de mogelijkheid had om het verzuim te herstellen door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, ondertekend door een advocaat. Aangezien de verzoeker van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in zijn cassatieberoep. De uitspraak benadrukt het belang van de formele vereisten in het cassatieproces en de noodzaak voor verzoekers om zich aan deze vereisten te houden om ontvankelijkheid te waarborgen.

Uitspraak

1 juni 2018
Eerste Kamer
18/00964
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/15/267271 FT RK 17.1834 van de rechtbank Noord-Holland van 16 januari 2018;
b. het arrest in de zaak 200.231.828/01 van het gerechtshof Amsterdam van 27 februari 2018.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-GeneraalG.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
Mr. M.J. Meijer heeft bij brief van 3 april 2018 op die conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft deze brief terzijde gelegd, nu deze niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 6 maart 2018 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
1 juni 2018.