ECLI:NL:HR:2018:820

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
1 juni 2018
Zaaknummer
18/00765
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over machtiging tot voortgezet verblijf en afwijzing verzoek om second opinion

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een machtiging tot voortgezet verblijf op basis van de Wet Bopz. De verzoekster, aangeduid als betrokkene, had een verzoek ingediend om een second opinion met betrekking tot de afwijzing van haar machtiging tot voortgezet verblijf. De officier van justitie bij het Arrondissementsparket Noord-Nederland was de verweerder in deze procedure, maar is niet verschenen. De Hoge Raad verwijst naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2017, waarin het verloop van het geding in feitelijke instantie is uiteengezet.

De Hoge Raad heeft het cassatierekest van betrokkene in behandeling genomen, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van betrokkene heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het middel zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak, waarbij de andere raadsheren ook betrokken waren bij de uitspraak.

Uitspraak

1 juni 2018
Eerste Kamer
18/00765
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. G.E.M. Later,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET NOORD-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/19/120886/FA RK 17-2252 van de rechtbank Noord-Nederland van 22 november 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van10 april 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
1 juni 2018.