Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de Advocaat-Generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
23 januari 2018.
Hoge Raad
Op 23 januari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Oost-Nederland. De aanvrager, geboren in 1992, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en kreeg een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van persoonsverwisseling, waarbij de aanvrager beweerde dat zijn broer de diefstallen had gepleegd en zich als hem had uitgegeven.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde dat de aanvraag tot herziening moest worden afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten die in de aanvraag naar voren waren gebracht, niet konden worden aangemerkt als een gegeven dat onder artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering valt. De Hoge Raad stelde vast dat de resultaten van het door de aanvrager verzochte nadere onderzoek en de ingebrachte stukken onvoldoende steun boden voor de stelling van persoonsverwisseling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, omdat niet aannemelijk was geworden dat de broer van de aanvrager zich schuldig had gemaakt aan de winkeldiefstallen en zich had uitgegeven voor de aanvrager. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier A. El Mokhtari en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.