ECLI:NL:HR:2018:81

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
24 januari 2018
Zaaknummer
16/01202
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een vonnis inzake diefstal door twee of meer verenigde personen met stelling van persoonsverwisseling

Op 23 januari 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Oost-Nederland. De aanvrager, geboren in 1992, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en kreeg een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van persoonsverwisseling, waarbij de aanvrager beweerde dat zijn broer de diefstallen had gepleegd en zich als hem had uitgegeven.

De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde dat de aanvraag tot herziening moest worden afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten die in de aanvraag naar voren waren gebracht, niet konden worden aangemerkt als een gegeven dat onder artikel 457, eerste lid aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering valt. De Hoge Raad stelde vast dat de resultaten van het door de aanvrager verzochte nadere onderzoek en de ingebrachte stukken onvoldoende steun boden voor de stelling van persoonsverwisseling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, omdat niet aannemelijk was geworden dat de broer van de aanvrager zich schuldig had gemaakt aan de winkeldiefstallen en zich had uitgegeven voor de aanvrager. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier A. El Mokhtari en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

23 januari 2018
Strafkamer
nr. S 16/01202 H
MM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Oost-Nederland, zittingsplaats Zutphen, van 1 februari 2013, nummer 06/190571-12, ingediend door D.E. Wiersum, advocaat te Haarlem, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van
1. diefstal door twee of meer verenigde personen" en
2. " diefstal door twee of meer verenigde personen" veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

2.1.
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2.
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie vermelde gronden kan het in de aanvraag aangevoerde niet worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. De aanvraag is dus ongegrond en moet ingevolge art. 470 Sv worden afgewezen.

5.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier A. El Mokhtari, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 januari 2018.