ECLI:NL:HR:2018:795

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
17/03416
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over witwassen en bewijsminimum in strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1966, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd. De verdediging voerde verschillende middelen aan, waaronder schending van artikel 422.2 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) omdat niet zou blijken dat de beraadslaging in hoger beroep mede was geschied naar aanleiding van onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast werd er geklaagd over de ondertekening van de aanvulling van bewijsmiddelen op basis van artikel 365b.1 Sv, en het door het hof gehanteerde criterium bij de afwijzing van het verzoek tot verwijzing van de zaak naar de Raad voor de rechtspraak. Ook werd aangevoerd dat de vervolging in strijd was met het ne bis in idem-beginsel, gezien een eerdere veroordeling in België, en dat de bewezenverklaring in strijd was met het bewijsminimum van artikel 341.4 Sv.

De Hoge Raad oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Rechtsvordering, geen nadere motivering nodig was, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

29 mei 2018
Strafkamer
nr. S 17/03416
AJ/SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 20 maart 2017, nummer 20/004141-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 mei 2018.