ECLI:NL:HR:2018:781

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
17/02679
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van wederspannigheid en de gevolgen voor strafvordering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 28 oktober 2008 had geoordeeld over de veroordeling van de verdachte voor wederspannigheid, gepleegd op of omstreeks 27 maart 2007. De verdachte was bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 260,-, subsidiair 5 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft ambtshalve de verjaring van de strafvordering beoordeeld. Volgens artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht is wederspannigheid strafbaar gesteld als misdrijf met een maximale gevangenisstraf van één jaar. De Hoge Raad constateerde dat er gedurende zes jaren na de verstekmededeling van 8 januari 2009 geen vervolging heeft plaatsgevonden. Hierdoor was de termijn van verjaring, zoals bepaald in artikel 70, eerste lid aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht, verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat het recht tot strafvordering was vervallen.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter was vernietigd, en verklaarde de Officier van Justitie niet-ontvankelijk in de vervolging. De uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de vervolging van strafbare feiten. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de rechtszekerheid voor verdachten in het strafrecht.

Uitspraak

29 mei 2018
Strafkamer
nr. S 17/02679
IV/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 28 oktober 2008, nummer 24/000580-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.C. Levy, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
2.1.
Bij inleidende dagvaarding is aan de verdachte - zakelijk weergegeven - tenlastegelegd wederspannigheid, gepleegd op of omstreeks 27 maart 2007. Het Hof heeft het tenlastegelegde bewezenverklaard en de verdachte bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 260,-, subsidiair 5 dagen hechtenis.
2.2.
Het hiervoor vermelde feit is bij art. 180 Sr strafbaar gesteld als misdrijf waarop een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar is gesteld.
2.3.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een verstekmededeling van 8 januari 2009 betreffende de bestreden uitspraak. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat gedurende zes jaren daarop volgend enige daad van vervolging is verricht. De in art. 70, eerste lid aanhef en onder 2°, Sr bepaalde termijn van verjaring is dus verstreken, zodat het recht tot strafvordering is vervallen.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd;
verklaart de Officier van Justitie alsnog niet-ontvankelijk in de vervolging.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 mei 2018.