Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 5 september 2017, nr. SGR 16/7487, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de schenkbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure (ECLI:NL:HR:2018:762) tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 5 september 2017, nr. SGR 16/7487. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen de aan hem opgelegde aanslag in de schenkbelasting. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel dat door de belanghebbende was voorgesteld, beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 25 mei 2018.