Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het derde middel
4.Beoordeling van het eerste middel
5.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
6.Slotsom
7.Beslissing
22 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak oordeelt de Hoge Raad over een cassatieberoep van een verdachte die is veroordeeld voor doodslag in Sint Maarten. De verdachte heeft op 21 mei 2015 meerdere kogels afgevuurd op een persoon, wat leidde tot diens overlijden. De verdachte stelde dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd bedreigd door het slachtoffer met een schaar. Het Hof verwierp dit verweer, omdat de afstand van het voorval tot de woning van de verdachte meer dan 24 meter bedroeg, wat niet als 'in de onmiddellijke nabijheid van de woning' kan worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigt dit oordeel en stelt dat het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.
Daarnaast werd er een middel ingediend dat betoogde dat het vonnis niet binnen de vereiste termijn van tweemaal vierentwintig uur na de uitspraak was ondertekend door de rechters en de griffier. De Hoge Raad oordeelt dat deze opvatting onjuist is en dat niet-naleving van dit vormvoorschrift niet automatisch leidt tot nietigheid van het vonnis. De Hoge Raad constateert ook dat de redelijke termijn voor het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van tien jaren naar negen jaren en zes maanden. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep voor het overige.