Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 9 augustus 2016 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1996, had een leenauto van een autoschadebedrijf verduisterd. De Hoge Raad diende te beoordelen of er sprake was van wederrechtelijke toe-eigening in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen opriep die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 22 mei 2018 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarbij de uitspraak werd gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker. De uitspraak is openbaar gedaan.