ECLI:NL:HR:2018:719

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
17/00341
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overgang van onderneming en arbeidsrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Gemeente Haren tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Gemeente had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van 11 oktober 2016, waarin het hof eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland had bekrachtigd. De zaak betreft een geschil over de overgang van onderneming in het kader van het arbeidsrecht, specifiek met betrekking tot de artikelen 7:662 en 7:663 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de Gemeente Haren veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, M.J. Kroeze, en openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

18 mei 2018
Eerste Kamer
17/00341
LZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
de GEMEENTE HAREN,
zetelende te Haren,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [verweerster 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Gemeente en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 556231\CV EXPL 12-8895 van de rechtbank Noord-Nederland van 9 oktober 2013 en 19 november 2014;
b. de arresten in de zaak 200.167.171/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 februari 2016 en 11 oktober 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 11 oktober 2016 heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van de Gemeente hebben bij brief van 30 maart 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 395,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
18 mei 2018.