ECLI:NL:HR:2018:715

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
16/06229
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest wegens niet-nakoming van voorschrift inzake appeldagvaarding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 mei 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 oktober 2016. De verdachte, geboren in 1969, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat J.J.A. Bosch. De kern van de zaak betreft de vraag of de rechtsbijstand van de verdachte kan worden afgeleid uit het indienen van de appelschriftuur, terwijl er geen afschrift van de appeldagvaarding naar de raadsman is verzonden. Tijdens de behandeling in hoger beroep zijn zowel de verdachte als zijn raadsman niet verschenen, wat aanleiding gaf tot het vermoeden dat het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv, thans artikel 48 Sv, niet is nageleefd. Dit voorschrift is van groot belang voor de geldigheid van de behandeling van de zaak.

De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat een afschrift van de dagvaarding aan de raadsman is verzonden, wat leidt tot de conclusie dat de niet-nakoming van het voorschrift de geldige behandeling van de zaak in de weg staat. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesregels en de rechten van de verdachte in het strafproces, en bevestigt dat een schending van deze regels kan leiden tot vernietiging van eerdere uitspraken.

Uitspraak

15 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/06229
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 oktober 2016, nummer 22/000514-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.J.A. Bosch, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv, niet is nageleefd doordat is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een appelschriftuur van mr. J.J.A. Bosch, voornoemd.
Bij de stukken bevindt zich tevens het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep. Noch uit mededelingen gesteld op dat dubbel noch uit enig ander aan de Hoge Raad gezonden stuk kan blijken dat een afschrift van die dagvaarding aan mr. Bosch is gezonden.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep is aldaar noch de verdachte noch diens raadsman verschenen.
2.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van de dagvaarding in hoger beroep het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv, niet is nageleefd.
Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift is van zo grote betekenis dat, al is dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 mei 2018.