Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
15 mei 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 25 juli 2016, met nummer 23/000860-15. De verdachte, geboren in 1993, heeft via zijn advocaat R. Pothast een middel van cassatie voorgesteld. Dit middel betreft de afwijzing van een verzoek om zes verbalisanten te horen, zodat hun verklaringen in de processen-verbaal konden worden getoetst. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep verworpen.
De uitspraak vond plaats op 15 mei 2018 en is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien. De waarnemend griffier H.J.S. Kea was ook aanwezig bij de uitspraak, die openbaar werd gedaan.