ECLI:NL:HR:2018:657
Hoge Raad
- Cassatie
- J. de Hullu
- A.J.A. van Dorst
- A.E.M. Röttgering
- Rechtspraak.nl
Mishandeling van een penitentiair inrichtingswerker door het leeggooien van een fles met bijtende inhoud
In deze zaak gaat het om de mishandeling van een penitentiair inrichtingswerker door de verdachte, die op 4 augustus 2015 in Alphen aan den Rijn een fles met bijtende en zure inhoud naar het gezicht en lichaam van de ambtenaar gooide. De verdachte had de inhoud van de fles niet gecontroleerd voordat hij deze gooide. Het Hof had geoordeeld dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij de ambtenaar pijn zou toebrengen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet opzettelijk handelde en dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet, omdat de verdachte niet wist wat er in de fles zat en de kans op een allergische reactie niet aanmerkelijk was. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de algemene ervaring en de argumenten van de verdediging. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.
De zaak is behandeld in cassatie, waarbij de advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat de bewezenverklaring van het opzet onvoldoende was onderbouwd, wat leidde tot de vernietiging van de uitspraak van het Hof.