Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
23 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende conservatoir beslag dat is gelegd op een personenauto en motorblokken in het kader van een strafzaak tegen een derde. Klager stelt de eigenaar te zijn van de in beslag genomen goederen en heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank Overijssel. De rechtbank heeft in haar beslissing de maatstaf gehanteerd om te bepalen of klager als eigenaar moet worden aangemerkt, maar klager betwist deze maatstaf en stelt dat zijn recht op een eerlijk proces, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is geschonden. Klager heeft niet de gelegenheid gekregen om aan te tonen dat hij rechthebbende is op de goederen. De Hoge Raad heeft de middelen van klager beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van de rechtbank.