ECLI:NL:HR:2018:621

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
17/01630
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het voorschrift van art. 51 (oud) Sv in hoger beroep met betrekking tot de raadsman van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep was gegaan, maar waarbij het voorschrift van artikel 51 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, thans artikel 48, niet is nageleefd. Dit voorschrift vereist dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte wordt gezonden. In deze zaak is gebleken dat er geen afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman is verzonden, terwijl de verdachte en zijn raadsman niet aanwezig waren tijdens de behandeling in hoger beroep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er in de stukken een stelbrief is opgenomen die aan de cassatieschriftuur is gehecht, evenals een verzendcontrolerapport waaruit blijkt dat deze brief per fax naar het faxnummer van de strafgriffie van het Hof is verzonden. Daarnaast was er een e-mailbericht van een administratief medewerker van het Ressortsparket Den Haag aan de raadsman, waarin werd medegedeeld dat de stelbrief per abuis niet was opgemerkt. Gelet op deze omstandigheden heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er in cassatie van moet worden uitgegaan dat er wel een raadsman was, maar dat het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv niet is nageleefd.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de niet-nakoming van dit voorschrift in de weg staat aan een geldige behandeling van de zaak in hoger beroep, buiten de tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman. Daarom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

17 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/01630
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31 oktober 2016, nummer 22/002766-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv niet is nageleefd, doordat is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal is het middel gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 april 2018.