ECLI:NL:HR:2018:614

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
17/00299
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gekwalificeerde wederspannigheid en mishandeling van politieambtenaren tijdens aanhouding

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is aangeklaagd voor gekwalificeerde wederspannigheid en mishandeling van politieambtenaren. De feiten zijn als volgt: tijdens een aanhouding heeft de verdachte een politieambtenaar tegen het been geschopt en diens hoofd tegen de borstkas laten vallen. Daarnaast heeft hij een andere politieambtenaar tegen het been geschopt en in zijn vinger gebeten. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar het Hof heeft in strijd met artikel 359.2 van het Wetboek van Strafvordering verzuimd om de redenen op te geven waarom het van dit standpunt is afgeweken. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel van de verdediging terecht is voorgesteld. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd voor zover deze aan zijn oordeel onderworpen was en heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag. Dit arrest is gewezen op 17 april 2018 door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

17 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/00299
EGI/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 15 april 2016, nummer 22/002057-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de nietigverklaring van de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben H. Sytema en C.M.H. van Vliet, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 2 en 3 tenlastegelegde en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt ertoe strekkende dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de
Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak wat betreft het onder 2 en 3 tenlastegelegde op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 april 2018.