Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van een luchtdrukgeweer. De Hoge Raad behandelt het beroep op 17 april 2018. De verdachte, geboren in 1969, had een beroep ingesteld via zijn advocaat R.A.J. Verploegh. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad stelt vast dat de uitleg van het Hof, dat de passage waarvan is vrijgesproken niet als essentieel is beschouwd, niet onverenigbaar is met de wet. Het Hof heeft de passage als een nadere specificatie kunnen zien, waarvan partieel kan worden vrijgesproken. De lezing van het Hof was voor de verdediging niet als een verrassing gekomen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Hof.