ECLI:NL:HR:2018:57

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
17/04867
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking voorlopige machtiging BOPZ en onredelijke vertraging procedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een verzoek tot cassatie van een betrokkene die woonachtig is in [woonplaats]. De advocaat van de betrokkene, mr. C. Reijntjes-Wendenburg, heeft het cassatierekest ingediend tegen de beschikking van de rechtbank, waarin een voorlopige machtiging op basis van de Wet Bopz was verleend. De rechtbank had in haar beschikking van 20 juli 2017 geoordeeld over de inhoud van de stukken die niet ter kennis zijn gebracht van de advocaat van de betrokkene, en of er sprake was van onredelijke vertraging in de procedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was dan ook om het cassatieberoep te verwerpen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Rotterdam in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron, en is openbaar uitgesproken door raadsheer T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

19 januari 2018
Eerste Kamer
17/04867
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. C. Reijntjes-Wendenburg,
t e g e n
DE OFFICIER VAN JUSTITIE BIJ HET ARRONDISSEMENTSPARKET ROTTERDAM,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/10/527186/FA RK 17-4119 van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2017.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
19 januari 2018.