Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was niet verschenen tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, omdat hij op dat moment uit anderen hoofde gedetineerd was. Het Hof verleende verstek tegen de niet verschenen verdachte, maar dit bleek achteraf onjuist te zijn. De griffier merkte op dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting bleek dat de verdachte op de dag van de zitting wel degelijk gedetineerd was, wat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen in twijfel trok.
De Hoge Raad oordeelde dat het van groot belang is dat de verdachte aanwezig kan zijn bij de behandeling van zijn zaak. De beslissing van het Hof om verstek te verlenen werd als onterecht beschouwd, omdat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in strafzaken en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging door de rechter bij het verlenen van verstek.