Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Slotsom
4.Beslissing
10 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2018 uitspraak gedaan in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 december 2016. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J.M. Lintz. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelt dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig is, omdat de pleitnota die door de raadsvrouw van de verdachte was overgelegd, ontbreekt in de stukken van het geding. Dit onherstelbare verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het niet mogelijk is om na te gaan of er meer verweren zijn gevoerd of dat er andere standpunten zijn ingebracht tijdens de terechtzitting, wat in strijd is met een behoorlijke procesorde.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht op het bestaande hoger beroep. Deze beslissing is genomen in het belang van een eerlijke rechtsgang, waarbij de rechten van de verdachte gewaarborgd moeten zijn.