ECLI:NL:HR:2018:549

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
17/03789
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake rijden zonder rijbewijs afgegeven

Op 10 april 2018 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Midden-Nederland. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat M.H. Almoes, had een aanvraag tot herziening ingediend van een eerder vonnis waarin hij was veroordeeld tot drie weken hechtenis wegens het rijden zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven, zoals bepaald in artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. De aanvrager stelde dat hij op het moment van de overtreding, op 3 april 2015, wel degelijk een rijbewijs had gekregen, en voegde bewijsstukken toe, waaronder een kopie van het rijbewijs en een afdruk van het rijbewijzenregister, waaruit bleek dat het rijbewijs op 31 maart 2015 was afgegeven.

De Hoge Raad oordeelde dat de Kantonrechter bekend was met de in de aanvraag aangevoerde feiten, aangezien de afdruk van het rijbewijzenregister al in het dossier aanwezig was. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat het onderzoek op de terechtzitting anders zou zijn verlopen indien deze informatie eerder bekend was geweest. De aanvraag werd dan ook afgewezen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de informatie die tijdens de rechtszitting beschikbaar is en de voorwaarden waaronder een herziening van een vonnis kan worden aangevraagd. De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager en onderstreept de strikte eisen die aan herzieningsverzoeken worden gesteld.

Uitspraak

10 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/03789 H
EC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, van 13 juni 2016, nummer 96/186541-15, ingediend door M.H. Almoes, advocaat te Amsterdam, namens:
[aanvrager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot hechtenis vandrie weken.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.De conclusie van de Advocaat-Generaal

De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag zal afwijzen.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2.
De aanvraag heeft betrekking op een vonnis waarbij de aanvrager is veroordeeld ter zake van het besturen van een motorrijtuig op 3 april 2015 te Almere zonder dat aan hem een rijbewijs was afgegeven. In de aanvraag wordt gesteld dat aan de aanvrager op 3 april 2015 wel een rijbewijs was afgegeven. Ter staving van deze stelling zijn bij de aanvraag als bijlagen een kopie van het op naam van de aanvrager gestelde rijbewijs en een afdruk van een schermafbeelding van het rijbewijzenregister overgelegd, beide inhoudende dat aan de aanvrager op 31 maart 2015 een rijbewijs is afgegeven.
4.3.
Van het in de aanvraag aangevoerde kan niet worden gezegd dat de Kantonrechter daarmee niet bekend was. In het dossier waarover de Kantonrechter de beschikking had, bevindt zich immers voornoemde afdruk van de schermafbeelding van het rijbewijzenregister.
4.4.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 april 2018.