ECLI:NL:HR:2018:547

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
16/06058
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het voorschrift van art. 51 (oud) Sv in hoger beroep en gevolgen voor de geldigheid van de behandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 oktober 2016. De verdachte, geboren in 1971, heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn raadsman A.P. Visser betrokken was. De kern van de zaak betreft de vraag of het voorschrift van artikel 51 (oud) van het Wetboek van Strafvordering, thans artikel 48, is nageleefd. Dit voorschrift vereist dat een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte wordt gezonden. De Hoge Raad oordeelt dat uit de stukken blijkt dat dit niet is gebeurd, terwijl de raadsman niet aanwezig was tijdens de behandeling in hoger beroep. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de stelbrief van de raadsman wel is verzonden, maar niet in het dossier van het Hof aanwezig was. Dit leidt tot de conclusie dat de niet-nakoming van het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv de geldigheid van de behandeling in hoger beroep in gevaar heeft gebracht. De Hoge Raad vernietigt daarom de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de naleving van procesregels in het strafrecht en de rechten van de verdachte en zijn raadsman.

Uitspraak

10 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/06058
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 25 oktober 2016, nummer 22/002234-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 (oud) Sv, thans art. 48 Sv niet is nageleefd, doordat is verzuimd een afschrift van de appeldagvaarding aan de raadsman van de verdachte te zenden.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal is het middel terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 april 2018.