ECLI:NL:HR:2018:534

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
17/01542
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onderbewindstelling en procesrechtelijke aspecten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende onderbewindstelling op basis van artikel 1:431 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, die eerder op 3 januari 2017 was gegeven. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de kantonrechter te Alkmaar en het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De verzoekers hebben in hun cassatierekest aangevoerd dat het hof ten onrechte geen acht heeft geslagen op een brief die in de gedingstukken niet expliciet als beroep is aangeduid. De moeder, als verweerder in cassatie, heeft een verweerschrift tot referte ingediend, terwijl de andere verweerders niet zijn verschenen. De Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de verzoekers heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.

Uitspraak

6 april 2018
Eerste Kamer
17/01542
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Bruning,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [verweerster 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eisers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , verweerders als de moeder, [verweerder 2] en [verweerster 3] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 4536828 BM VERZ 15-2665/4536955 BM VERZ 15-2667 MVH van de kantonrechter te Alkmaar van 19 januari 2016;
b. de beschikking in de zaak 200.189.671/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 januari 2017.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof hebben [verzoeker 1] en [verzoeker 2] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft een verweerschrift tot referte ingediend. [verweerder 2] en [verweerster 3] hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] heeft bij brief van 16 februari 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
6 april 2018.