Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
6 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiseres] tegen Estée Lauder B.V. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op 2 februari 2016, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2017. [Eiseres] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is. Dit is het gevolg van het feit dat de procesinleiding niet op de voorgeschreven wijze is ingediend, namelijk niet langs elektronische weg, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarnaast voldeed de procesinleiding niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 Rv, omdat er geen advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen om [eiseres] te vertegenwoordigen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [eiseres] de mogelijkheid had om de verzuimen binnen twee weken te herstellen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor werd [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep.