ECLI:NL:HR:2018:532

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 april 2018
Publicatiedatum
5 april 2018
Zaaknummer
18/00237
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet voldoen aan procesinleidingseisen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiseres] tegen Estée Lauder B.V. Het geding in feitelijke instanties begon met een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op 2 februari 2016, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2017. [Eiseres] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep niet ontvankelijk is. Dit is het gevolg van het feit dat de procesinleiding niet op de voorgeschreven wijze is ingediend, namelijk niet langs elektronische weg, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarnaast voldeed de procesinleiding niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 Rv, omdat er geen advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen om [eiseres] te vertegenwoordigen. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat [eiseres] de mogelijkheid had om de verzuimen binnen twee weken te herstellen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor werd [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar cassatieberoep.

Uitspraak

6 april 2018
Eerste Kamer
18/00237
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
t e g e n
ESTÉE LAUDER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Estée Lauder.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 4020691 CV EXPL 15-8385 van de kantonrechter te Amsterdam van 2 februari 2016;
b. het arrest in de zaak 200.190.280/01 van het gerechtshof Amsterdam van 22 augustus 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die [eiseres] in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. [eiseres] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat zij in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
6 april 2018.