De enkelvoudige kamer van het Hof heeft het bestreden arrest overeenkomstig art. 425, derde lid aanhef en onder c, Sv doen aantekenen in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 december 2016. Dit proces-verbaal houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Tegenwoordig:
mr. R. van den Heuvel, lid enkelvoudige kamer,
P. Heinst, griffier.
(...)
De verdachte
(...)
is niet verschenen. Verdachte heeft schriftelijk afstand gedaan van het recht om te worden gehoord.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, die verklaart uitdrukkelijk door verdachte gemachtigd te zijn de verdediging te voeren.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging en deelt mee, zakelijk weergegeven:
Ook ik ben van mening dat het feit zonder problemen wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard. Mijn cliënt heeft het feit bekend. Ik refereer mij dan ook aan het oordeel van het hof hierover. Ik wil wel in het kader van een strafmaatverweer wijzen op de omstandigheid dat de officier van justitie in eerste aanleg een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken heeft gevorderd. Ik wil me bij die eis aansluiten en het hof verzoeken om de straf daartoe te beperken.
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van het gerechtshof de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van heden.
Het hof spreekt het arrest ter openbare terechtzitting uit.
Aantekening van het mondeling arrest
TEGENSPRAAK
(...)
3. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring.
(...)
De bekennende verklaring van de verdachte ter zitting van de politierechter in eerste aanleg van 11 april 2016 voor zover inhoudende:
Ik heb die diefstal gepleegd.
4. Bewezenverklaring.
Het primair tenlastegelegde, met dien verstande dat:
hij op 8 april 2016 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen negen flessen shampoo en een broodje gehaktbal toebehorende aan Albert Heijn;
5. Kwalificatie/toegepaste wetsartikelen.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Toegepaste wetsartikelen: de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
(...)
7. Opgelegde straf en vermelding van de bijzondere redenen die de straf hebben bepaald.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte ten tijde van het plegen van de diefstal nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling liep en dat hij in het verleden reeds vele malen wegens soortgelijke misdrijven door de rechter tot straf is veroordeeld. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat bij de afdoening van onderhavig feit niet kan worden volstaan met een lagere gevangenisstraf dan in eerste aanleg door de politierechter is opgelegd.
(...)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat bij ontstentenis van mr. R. van den Heuvel door
mr. R.C.C. van Leest, sectorvoorzitter van de sector Straf van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, en de griffier is vastgesteld en ondertekend."