ECLI:NL:HR:2018:492

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
16/03726
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Den Haag inzake verkeersdelict en redelijke termijn

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 8 juni 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993. De verdachte is in hoger beroep veroordeeld voor een verkeersdelict, waarbij significante snelheidsovertredingen en onvoldoende anticipatie op de verkeerssituatie aan de orde zijn. De Hoge Raad behandelt het beroep op 3 april 2018, onder zaaknummer 16/03726. De advocaat van de verdachte, R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal, E.J. Hofstee, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Gerechtshof.

Uitspraak

3 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/03726
AKA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 juni 2016, nummer 22/004164-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 april 2018.