Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
3 april 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte was veroordeeld voor medeplegen van een woningoverval. De Hoge Raad heeft op 3 april 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 16/05323. De verdachte, geboren in 1984, had een middel van cassatie voorgesteld via zijn advocaat J.S. Nan. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond. Aangezien er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, was de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vijf jaren naar vier jaren en tien maanden.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.